De motor controller meet of de rider met dezelfde snelheid blijft trappen of dat hij versnelt. De motorondersteuning past zich daar vervolgens op aan, waarbij de motorondersteuning wordt verhoogd als de rider versnelt of op de nominale motorondersteuning blijft als de rider gestaag op een constante snelheid blijft rijden. De Dynamic Support resulteert in een natuurlijke rijervaring die het best werkt bij ondersteuningsniveaus 1-3 op vlakke wegen. Maar als je in een meer heuvelachtig gebied woont, of regelmatig te maken hebt met tegenwind, zal ondersteuning 4 samen met de Boostknop jou helpen om op je bestemming te komen.